De definitieve aanslag van de fiscus is niet altijd ook echt definitief. In bepaalde gevallen mag de belastinginspecteur een navorderingsaanslag opleggen.
Bij aanslagbelastingen, zoals de inkomstenbelasting (IB) en vennootschapsbelasting (VPB), dient u informatie aan de fiscus aan te leveren in de vorm van een aangifte. De inspecteur beoordeelt de aangifte en legt daarna een definitieve aanslag op. Achteraf kan echter blijken dat er een fout is gemaakt bij het afhandelen van de aanslag of dat de inspecteur niet alle informatie had. De fiscus kan in dat geval terugkomen op de definitieve aanslag, maar niet altijd.
De rechtszekerheid
Wil de inspecteur een fout herstellen, dan moet hij een navorderingsaanslag opleggen. De Belastingdienst kan dit middel echter niet voor alle fouten in de aanslag gebruiken. U mag er immers van uitgaan dat de inspecteur kritisch naar uw aangifte heeft gekeken en dat de aanslag zorgvuldig is opgelegd. De inspecteur moet daarom beschikken over een nieuw feit om een navorderingsaanslag op te kunnen leggen.
Wanneer is sprake van een nieuw feit? Het gaat bij een nieuw feit om informatie waarvan de inspecteur bij het opleggen van de definitieve aanslag niet op de hoogte was en waarmee hij redelijkerwijs ook niet bekend had kunnen zijn. Gaat het echter om een ambtelijk verzuim ‒ de inspecteur heeft de aangifte niet goed beoordeeld en afgehandeld ‒ dan heeft hij niet de mogelijkheid om deze onzorgvuldigheid met een navorderingsaanslag te herstellen. De inspecteur heeft een onderzoeksplicht bij het afhandelen van de aangifte.
Kwade trouw
Een nieuw feit is niet noodzakelijk als het gaat om kwade trouw. Heeft u opzettelijk bepaalde gegevens niet opgenomen in de aangifte of verkeerd opgenomen in de aangifte, dan kan de fiscus zonder nieuw feit een navorderingsaanslag opleggen. Het is wel aan de inspecteur om te bewijzen dat sprake is van kwade trouw.
Administratieve vergissing
Daarnaast kan de Belastingdienst ook een navorderingsaanslag opleggen als het gaat om een administratieve vergissing. U moet hierbij denken aan een schrijf-, reken-, overname- of intoetsfout van de inspecteur. Hiervoor is wel vereist dat het voor belastingplichtige duidelijk is dat het gaat om een administratieve fout van de Belastingdienst. Dit is bijvoorbeeld het geval als er een nul te weinig wordt ingevuld in het systeem. Omdat over redelijkheid valt te twisten, is sinds een aantal jaren bepaald dat bij fouten, waardoor uw aanslag 30% of meer afwijkt wat deze had moeten zijn, ervan uit wordt gegaan dat deze fout redelijkerwijs kenbaar voor u was. De inspecteur kan dan navorderen.
Termijnen
De Belastingdienst heeft niet eeuwig de tijd om na te vorderen. Dit kan tot uiterlijk vijf jaar na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan. Eventueel verleend uitstel door de fiscus verlengt de navorderingstermijn. Voor navordering na een administratieve vergissing geldt een termijn van twee jaar. Legt de inspecteur een navorderingsaanslag op dan kunt u altijd daartegen in bezwaar en beroep gaan.